Bouw een opdrachtstructuur die zowel houvast als ruimte biedt.
Geef aan dat het proces belangrijker is dan het resultaat.
Laat ruimte voor risico’s en falen.
Geef de vrijheid om eigen acties en uitkomsten te bepalen.
Bouw een opdrachtstructuur die zowel houvast als ruimte biedt.
Geef aan dat het proces belangrijker is dan het resultaat.
Laat ruimte voor risico’s en falen.
Geef de vrijheid om eigen acties en uitkomsten te bepalen.
Welke leeruitkomsten beoog je? En kunnen de leerlingen ook zelf leeruitkomsten bepalen?
Hoe zorg je ervoor dat leerlingen procesgericht aan het werk zijn en niet alleen (eind)product gericht zijn?
Is er in de opdracht ruimte voor risico's en mislukkingen?
Kunnen leerlingen hun eigen acties en uitkomsten bepalen?
Richt de ruimte zo in dat er genoeg en verschillende materialen, gereedschappen en hulpmiddelen voor het grijpen liggen.
Zorg dat er voldoende bewegingsvrijheid is.
Biedt de ruimte de mogelijkheid om samen te werken?
Zorg voor rust in de ruimte.
Welk gedrag lokt de werkruimte uit?
Zijn er voldoende en verschillende materialen en gereedschappen in de ruimte?
Is er voldoende fysieke bewegingsvrijheid mogelijk?
Kunnen leerlingen in deze werkruimte goed samenwerken?
Zorg dat leerlingen in een groep actief aan de slag kunnen.
Laat leerlingen kennis delen.
Wenger, E. (1998). Communities of Practice: Learning, meaning, and identity. Cambridge, UK: Cambridge University Press.
Vygotsky, L. (1978). Mind in Society. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Selecteer bewust materialen waarmee de leerlingen moeten oefenen.
Laat leerlingen niet alleen hun idee volgen, maar het materiaal.
Ze hoeven niet altijd gelijk controle te hebben over het materiaal, weerstand hoort er ook bij.
Als je moeilijk te bewerken materialen aanreikt (zoals complexe software), leer ze eerst technische vaardigheden aan.
Welke materialen kun je leerlingen aanbieden? En passen deze bij het onderzoek?
Kunnen de leerlingen met deze materialen werken?
Of moet je ze eerst trainen om met deze materialen te kunnen werken?
Ingold, Tim. (2013). Making: Anthropology, Archaeology, Art and Architecture. London: Routledge.
Sennett, R. (2008) The Craftsman. New Haven Yale University Press.
Sawyer, R. Keith. (2019). “The Role of Failure in Learning How to Create in Art and Design.” Thinking Skills and Creativity 33.
Nachmanovitch S., (1990). Free play: Improvisation in life and art, New York: Penguin Putman
Papert, S., and Franz G. (1998). Computer as material: Messing about with time. Teachers College Record 89(3): 408–17.
Kies een specifiek moment om open vragen te stellen over het werkproces.
Geef hen daarbij tijd en ruimte.
Maak gebruik van peer-evaluatie.
Hoe kijk je terug en vooruit met de leerlingen?
Zijn er specifieke momenten waarop je (open) vragen kunt stellen over het werkproces?
Hoe faciliteer je een proces waarin leerlingen van elkaar kunnen leren?
Schön, D. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in action, New York: Basic Books.
Denk aan natuurlijke combinaties van vakgebieden (zoals kunst en/of wetenschap en/of technologie).
Zoek vakspecialisten die elkaar aanvullen.
Zijn deze mensen beschikbaar? en is het makkelijk te organiseren?
Neem een technisch ondersteuner (TOA) mee in het ontwerpproces.
Welke docenten/vakken vullen elkaar aan wat betreft de gekozen inhoud?
Zijn deze mensen beschikbaar?
Is het haalbaar om het project te organiseren?
Burnard, Pamela and Laura Colucci-Gray, eds. 2020. Why Science and Art Creativities Matter: (Re- )Configuring Steam for Future-Making Education. Leiden: Brill
Huutoniemi, K., Klein, J. T., Bruun, H., & Hukkinen, J. (2010). Analyzing interdisciplinarity: Typology and indicators. Research policy, 39(1), 79-88.
Wickson, F., Carew, A. L., & Russell, A. W. (2006). Transdisciplinary Research: Characteristics, Quandaries and Quality. Futures, 38, 1046-1059.
Vind een plek voor de leerlingen (een buitenschoolse omgeving) waar een ‘probleem’ speelt.
Laat leerlingen deze plek zintuigelijk ervaren (ruiken, proeven, bekijken, voelen, beluisteren).
Vraag leerlingen ter plekke materiaal te verzamelen over de plek, en waarnemingen op verschillende manieren vast te leggen (bijv. foto’s of audio-opnames).
Antczak K.A and Beaudry M.C. (2019). “Assemblages of Practice. a Conceptual Framework for Exploring Human-Thing Relations in Archaeology.” Archaeological Dialogues 26(2): 87–110.
Barad, K. M. (2007). Meeting the universe halfway: quantum physics and the entanglement of matter and meaning (Ser. E-duke books scholarly collection). Duke University Press.
Iliopoulos, A. (2019), Material Engagement Theory and its philosophical ties to pragmatism. Phenom CognSci 18, 39–63.
Latour, B., (2007). Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory. Oxford: Oxford University Press.
Fenwick, Tara and Richard Edwards. 2010. Actor-Network Theory in Education. Hoboken: Taylor & Francis.
Bouw een opdrachtstructuur die zowel houvast als ruimte biedt.
Geef aan dat het proces belangrijker is dan het resultaat.
Laat ruimte voor risico’s en falen.
Geef de vrijheid om eigen acties en uitkomsten te bepalen.
Welke leeruitkomsten beoog je? En kunnen de leerlingen ook zelf leeruitkomsten bepalen?
Hoe zorg je ervoor dat leerlingen procesgericht aan het werk zijn en niet alleen (eind)product gericht zijn?
Is er in de opdracht ruimte voor risico's en mislukkingen?
Kunnen leerlingen hun eigen acties en uitkomsten bepalen?
Richt de ruimte zo in dat er genoeg en verschillende materialen, gereedschappen en hulpmiddelen voor het grijpen liggen.
Zorg dat er voldoende bewegingsvrijheid is.
Biedt de ruimte de mogelijkheid om samen te werken?
Zorg voor rust in de ruimte.
Welk gedrag lokt de werkruimte uit?
Zijn er voldoende en verschillende materialen en gereedschappen in de ruimte?
Is er voldoende fysieke bewegingsvrijheid mogelijk?
Kunnen leerlingen in deze werkruimte goed samenwerken?
Zorg dat leerlingen in een groep actief aan de slag kunnen.
Bedenk met de leerlingen ‘spelregels’ voor de samenwerking.
Erken het vermogen van leerlingen om complexe vraagstukken op te lossen.
Laat leerlingen kennis delen.
Wenger, E. (1998). Communities of Practice: Learning, meaning, and identity. Cambridge, UK: Cambridge University Press.
Vygotsky, L. (1978). Mind in Society. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Selecteer materialen die op diverse manieren gebruikt kunnen worden.
Laat leerlingen niet alleen hun idee volgen, maar het materiaal.
Ze hoeven niet altijd gelijk controle te hebben over het materiaal, weerstand hoort er ook bij.
Als je moeilijk te bewerken materialen aanreikt (zoals complexe software), leer ze eerst technische vaardigheden aan.
Welke materialen kun je leerlingen aanbieden? En passen deze bij het onderzoek?
Kunnen de leerlingen met deze materialen werken?
Of moet je ze eerst trainen om met deze materialen te kunnen werken?
Ingold, Tim. (2013). Making: Anthropology, Archaeology, Art and Architecture. London: Routledge.
Sennett, R. (2008) The Craftsman. New Haven Yale University Press.
Sawyer, R. Keith. (2019). “The Role of Failure in Learning How to Create in Art and Design.” Thinking Skills and Creativity 33.
Nachmanovitch S., (1990). Free play: Improvisation in life and art, New York: Penguin Putman
Papert, S., and Franz G. (1998). Computer as material: Messing about with time. Teachers College Record 89(3): 408–17.
Laat de leerlingen hun werk- en maakproces documenteren.
Kies een specifiek moment om open vragen te stellen over het werkproces. Geef hen daarbij tijd en ruimte.
Maak gebruik van peer-evaluatie.
Hoe kijk je terug en vooruit met de leerlingen?
Zijn er specifieke momenten waarop je (open) vragen kunt stellen over het werkproces?
Hoe faciliteer je een proces waarin leerlingen van elkaar kunnen leren?
Schön, D. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in action, New York: Basic Books.
Denk aan natuurlijke combinaties van vakgebieden (zoals kunst en/of wetenschap en/of technologie).
Zoek vakspecialisten die elkaar aanvullen.
Zijn deze mensen beschikbaar? en is het makkelijk te organiseren?
Neem een technisch ondersteuner (TOA) mee in het ontwerpproces.
Welke docenten/vakken vullen elkaar aan wat betreft de gekozen inhoud?
Zijn deze mensen beschikbaar?
Is het haalbaar om het project te organiseren?
Burnard, Pamela and Laura Colucci-Gray, eds. 2020. Why Science and Art Creativities Matter: (Re- )Configuring Steam for Future-Making Education. Leiden: Brill
Huutoniemi, K., Klein, J. T., Bruun, H., & Hukkinen, J. (2010). Analyzing interdisciplinarity: Typology and indicators. Research policy, 39(1), 79-88.
Wickson, F., Carew, A. L., & Russell, A. W. (2006). Transdisciplinary Research: Characteristics, Quandaries and Quality. Futures, 38, 1046-1059.
Vind een plek voor de leerlingen (een buitenschoolse omgeving) waar het specifieke onderzoek kan plaatsvinden.
Laat leerlingen deze plek zintuigelijk ervaren (ruiken, proeven, bekijken, voelen, beluisteren).
Vraag leerlingen ter plekke materiaal te verzamelen over de plek, en waarnemingen op verschillende manieren vast te leggen (bijv. foto’s of audio-opnames).
Antczak K.A and Beaudry M.C. (2019). “Assemblages of Practice. a Conceptual Framework for Exploring Human-Thing Relations in Archaeology.” Archaeological Dialogues 26(2): 87–110.
Barad, K. M. (2007). Meeting the universe halfway: quantum physics and the entanglement of matter and meaning (Ser. E-duke books scholarly collection). Duke University Press.
Iliopoulos, A. (2019), Material Engagement Theory and its philosophical ties to pragmatism. Phenom CognSci 18, 39–63.
Latour, B., (2007). Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory. Oxford: Oxford University Press.
Fenwick, Tara and Richard Edwards. 2010. Actor-Network Theory in Education. Hoboken: Taylor & Francis.
Daag leerlingen uit zelf onderzoeksvragen in te brengen.
Geef aan dat het proces belangrijker is dan het resultaat.
Laat ruimte voor risico’s en falen.
Geef de vrijheid om eigen acties en uitkomsten te bepalen.
Welke leeruitkomsten beoog je? En kunnen de leerlingen ook zelf leeruitkomsten bepalen?
Hoe zorg je ervoor dat leerlingen procesgericht aan het werk zijn en niet alleen (eind)product gericht zijn?
Is er in de opdracht ruimte voor risico's en mislukkingen?
Kunnen leerlingen hun eigen acties en uitkomsten bepalen?
Richt de ruimte zo in dat er genoeg en verschillende materialen, gereedschappen en hulpmiddelen voor het grijpen liggen.
Zorg dat er voldoende bewegingsvrijheid is.
Biedt de ruimte de mogelijkheid om samen te werken?
Zorg voor rust in de ruimte.
Welk gedrag lokt de werkruimte uit?
Zijn er voldoende en verschillende materialen en gereedschappen in de ruimte?
Is er voldoende fysieke bewegingsvrijheid mogelijk?
Kunnen leerlingen in deze werkruimte goed samenwerken?
Zorg dat leerlingen in een groep actief aan de slag kunnen.
Bedenk met de leerlingen ‘spelregels’ voor de samenwerking.
Erken het vermogen van leerlingen om complexe vraagstukken op te lossen.
Laat leerlingen kennis delen.
Wenger, E. (1998). Communities of Practice: Learning, meaning, and identity. Cambridge, UK: Cambridge University Press.
Vygotsky, L. (1978). Mind in Society. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Selecteer materialen die op diverse manieren gebruikt kunnen worden.
Laat leerlingen niet alleen hun idee volgen, maar het materiaal.
Ze hoeven niet altijd gelijk controle te hebben over het materiaal, weerstand hoort er ook bij.
Als je moeilijk te bewerken materialen aanreikt (zoals complexe software), leer ze eerst technische vaardigheden aan.
Welke materialen kun je leerlingen aanbieden? En passen deze bij het onderzoek?
Kunnen de leerlingen met deze materialen werken?
Of moet je ze eerst trainen om met deze materialen te kunnen werken?
Ingold, Tim. (2013). Making: Anthropology, Archaeology, Art and Architecture. London: Routledge.
Sennett, R. (2008) The Craftsman. New Haven Yale University Press.
Sawyer, R. Keith. (2019). “The Role of Failure in Learning How to Create in Art and Design.” Thinking Skills and Creativity 33.
Nachmanovitch S., (1990). Free play: Improvisation in life and art, New York: Penguin Putman
Papert, S., and Franz G. (1998). Computer as material: Messing about with time. Teachers College Record 89(3): 408–17.
Laat de leerlingen hun werk- en maakproces documenteren.
Kies een specifiek moment om open vragen te stellen over het werkproces.
Geef hen daarbij tijd en ruimte.
Maak gebruik van peer-evaluatie.
Hoe kijk je terug en vooruit met de leerlingen?
Zijn er specifieke momenten waarop je (open) vragen kunt stellen over het werkproces?
Hoe faciliteer je een proces waarin leerlingen van elkaar kunnen leren?
Schön, D. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in action, New York: Basic Books.